Akkoord middenveld voor nieuw Mestactieplan erkent voordelen biologische landbouw
Eind vorig jaar gaf minister Demir de opdracht aan de landbouw- en milieuorganisaties om in onderling overleg voorstellen uit te werken voor een nieuw mestactieplan. Na meer dan vier maanden intensief onderhandelen, werpt dit overleg zijn vruchten af. BioForum is tevreden omdat het akkoord rekening houdt met de voordelen en de kenmerken van biologische landbouw, maar benadrukt dat ook onze sector inspanningen zal moeten leveren om de beoogde doelstellingen te realiseren.
Begin november 2022 kregen de landbouw- en milieuorganisaties de opdracht om voorstellen te doen voor een nieuw mestbeleid (MAP7), dat tegemoetkomt aan de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn. Ook BioForum heeft deelgenomen aan dit intensieve overleg. Gisterenavond, 7 maart, lag het akkoord op tafel bij het kabinet Demir. Dezelfde avond nog stuurden we een persbericht uit namens alle organisaties die aan het overleg hebben deelgenomen.
Eigenheid bio erkend
Als dit akkoord wordt omgezet in beleid, dan zal dat ernstige inspanningen vergen van de landbouwsector om de ambitieuze doelstellingen uit de Europese richtlijnen te kunnen realiseren. Tegelijkertijd benadrukt het voorstel voor het eerst expliciet de waarde van dierlijke mest als grondstof voor een betere bodemkwaliteit en het belang van het realiseren van een circulair landbouwmodel. Bovendien ligt de nadruk van dit akkoord veel meer op begeleiden en stimuleren van boeren dan op de verplichte, uniforme “one size fits all” maatregelen en boetes zoals in het verleden het geval was.
Meer nog, het akkoord erkent de eigenheid van de biologische landbouw en de voordelen ervan. Het gaat, net zoals MAP6, uit van generiek beleid dat overal geldt als gebiedsgericht beleid op die plaatsen waar de waterkwaliteit nog onvoldoende is. Het onderscheid in vier gebiedstypes (GT 0 tot 3) blijft dus bestaan. De vanggewasregeling en de algemene korting op de bemestingsnormen worden vervangen door een nieuwe aanpak voor de gebiedstypes 1,2 en 3. Echter, aangezien het nitraatresidu bij biologische bedrijven gemiddeld beter is, zijn alle onderhandelaars ermee akkoord gegaan om biologische percelen en percelen in omschakeling daarvan volledig vrij te stellen.
Bufferstroken
De aanleg van bufferstroken zal voor veel landbouwers, ook in de biosector, een grote uitdaging vormen. Echter, terwijl de eerste teksten die VLM in oktober voorstelde nog uitgingen van uniforme, teeltvrije (lees: gras of braak) bufferstroken van zes meter in alle gebieden, stelt het middenveld voor om dit te beperken tot drie meter en om er wel nog bufferteelten toe te laten. Bufferteelten zijn: gras, voedergewassen (bestaande uit meerjarige vlinderbloemigen of meerjarige mengsels met vlinderbloemigen zoals klaver en luzerne) en houtige gewassen. Bedoeling is dat er geen jaarlijkse grondbewerking plaats vindt. Een lijst van dergelijke buffergewassen moet worden opgesteld. Indien het over grasland gaat, zal begrazen (à 2 GVE/ha) en maaien toegestaan zijn.
Langs natuurgebieden en daar waar de waterkwaliteit nog onvoldoende is (namelijk gebiedstypes 2 en 3) geldt een bufferzone van vijf meter indien er nitraatgevoelige gewassen geteeld worden. Dit is meteen ook een stimulans om in die gebieden eerder te kiezen voor niet-nitraatgevoelige teelten. Deze maatregel mag er niet toe leiden dat meer dan 4% van het perceel zou worden ingenomen, anders wordt de bufferzone opnieuw herleid tot drie meter. De landbouwer kan ervoor kiezen om de bufferstrook in te zetten als niet-productief element binnen het GLB. Een andere mogelijkheid is dat er een ecoregeling op geactiveerd wordt (bv. kruidenrijk grasland).
Wachten op oordeel Europa
Uiteraard bevat het akkoord nog heel wat andere elementen. Zo moet de zeer onlogische basismestverwerkingsplicht met ingang van MAP7 voor biologische bedrijven geschrapt worden. De bedrijfsbenadering voor toepassing van dierlijke mest die de overheid volgens de startnota van oktober wou schrappen, blijft in ons akkoord overeind tot 150% op perceelsniveau voor drijfmest en 200% voor stalmest en (boerderij)compost.
Of dit akkoord uiteindelijk zal worden omgezet in beleid, zal grotendeels afhangen van het oordeel van de Europese Commissie. De landbouw- en milieuorganisaties beschouwen dit akkoord echter als een samenhangend geheel dat in zijn geheel uitgevoerd moet worden of zonodig in onderlinge samenspraak bijgestuurd. We hebben gevraagd dat de maatregelen van MAP7 zouden ingaan op 1 januari 2024 zodat er niet retroactief moet gewerkt worden.
Je kan het akkoord inzien via deze link. Hoe dan ook is dit geen eindpunt in het overleg tussen landbouw- en milieu-organisaties. Eén en ander willen we nog verder uitklaren en bespreken via een opvolgingsorgaan. Problemen die we eventueel over het hoofd zagen, moeten we ook daar kunnen bespreken. BioForum zal dit in elk geval nauwgezet blijven opvolgen.