Vlaamse biolandbouwsector groeide niet in 2023, maar afzetmarkt herstelt zich

16 september 2024

Ondanks de ambitieuze doelstellingen in het Strategisch plan Bio van de Vlaamse overheid groeide de Vlaamse biolandbouwsector nauwelijks in 2023. Dat blijkt uit het nieuwe jaarrapport over de biologische landbouw in Vlaanderen. Tijd voor iedereen om een tandje bij te steken, vindt BioForum.  

Kobe Van Looveren - Grassroots

Eind 2023 stonden er in Vlaanderen 636 landbouwbedrijven onder controle voor biologische productie. Dat is een stijging met 1,6% ten opzichte van 2022, maar het op een na laagste groeipercentage in 15 jaar. Volgens de landbouwtelling van 2023 (Statbel) blijkt dat de bioboeren nu 2,9% uitmaken van het totale aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen. Er waren 45 nieuwe aanmeldingen in 2023, terwijl 37 landbouwers hun bioproductie datzelfde jaar hebben stopgezet.  

De totale biologische oppervlakte in Vlaanderen bedroeg 9.984 hectare, wat quasi status quo is in verhouding tot het voorgaande jaar. De groeivertraging die in 2022 aanvang nam, zet zich dus door. 87% van de bio-oppervlakte is volledig biologisch, de rest is areaal in omschakeling naar bio. Het aandeel van het omschakelingsareaal loopt dus terug van 16% in 2022 naar 13% in 2023. Net als in de voorgaande jaren maakt het bioareaal 1,6% uit van het totale Vlaamse landbouwareaal. Vlaanderen streeft naar 5 procent bio-areaal in 2027, maar daar zitten we dus nog ver af.  

Minder biologische dieren

Ook de doelstelling om te groeien naar 5% omzetwaarde in de gezamenlijke dierlijke producties komt onder druk te staan. 164 van de 636 Vlaamse biolandbouwers hadden dieren op het bedrijf die onder biocontrole staan. Dat zijn er 6% minder dan in 2022. Net als in 2022 valt vooral de negatieve evolutie op bij de bedrijven die zich richten op de biologische pluimveehouderij. Hun aantal is teruggevallen tot het niveau van 2019. Het aantal biologische varkens- en schapenhouderijen lijkt te stabiliseren in vergelijking met 2022. Bij de biologische rundveehouders zien we een lichte achteruitgang. De daling van het aantal dieren die als bio geregistreerd zijn, geldt voor de meeste sectoren binnen de veeteelt. De totale biologische veestapel in Vlaanderen krimpt in 2023 met 7% tot 654.942 stuks.  

De totale overheidssteun specifiek gericht op de biosector steeg in 2023 naar 7,2 miljoen euro, wat het hoogste bedrag is van de voorbije jaren. Dat gaat onder meer naar de stimulering van de biologische productie, steun voor onderzoek en kennisopbouw en de biohectaresteun. Alleen heeft Vlaanderen in zijn strategisch plan bio de ambities zelf hoog gesteld. BioForum heeft altijd gezegd dat zulke doelen alleen bereikt kunnen worden als alle partners zich volop engageren en als het budget ook gevoelig naar boven gaat. Dat budget staat vandaag niet in verhouding met de doelstellingen. 

Afzetmarkt herstelt zich

Op het vlak van afzet is er wel verbetering in vergelijking met 2022.

De voedselinflatie stuwde in 2023 de totale voedings- en huishoudbestedingen alsook de biobestedingen de hoogte in. De biobestedingen in Vlaanderen zijn uitgestegen tot boven het half miljard euro door de inflatie en een stijgende aankoopfrequentie. Het waren vooral de heavy biokopers die vorig jaar frequenter kochten.  De biomarkt in Vlaanderen lijkt dus in 2023 een inhaalbeweging te maken na een stagnatie in 2022. Het aandeel van de bioproducten in de totale voedings- en huishoudbestedingen in Vlaanderen bedroeg vorig jaar 2,9%. De eerste resultaten van 2024 bevestigen deze relance. In de periode april-juli 2024 stegen de biobestedingen met 4% tegenover dezelfde periode in 2023 en het bio-aandeel in Vlaanderen bedraagt nu 3,3%. 

Een bevraging van VLAM in augustus 2024 bij 1.000 respondenten legde de zeven motivatoren bloot die de Vlaamse consument aanzet om bioproducten te kopen. De motivatoren die het vaakst genoemd worden door Vlamingen die minstens één keer per jaar bio kopen, zijn in afnemend belang: gezondheid (door 35% genoemd); smaak en kwaliteit (18%); beschikbaarheid en prijs (16%); milieu en duurzaamheid (14%), lokale en seizoensgebonden producten (7%); zekerheid en vertrouwen (4%); en dierenwelzijn (2%).